Voor Panorama schrijft mr. N.W.A. (Nancy) Dekens de komende weken een seriereeks over het in botsing komen met de wet. In de editie van 1 juli gaat het over het jeugdstrafrecht.
Een stuk fietsen
Vorige week dinsdagavond was ik klaar om een pittig stuk te fietsen. Niet buiten, maar binnen. Op mijn tacx. De aflevering van Vikings stond al aan. Daar fiets ik lekker hard de virtuele berg mee op. Zwift zocht de door mij gekozen route in Watopia. Toen ging mijn telefoon.
Het is een moeder van een 14 jarige knul, Joris, die zojuist is opgepakt met drie vrienden. De verdenking: poging inbraak in vereniging. Of ik hem wil bijstaan.
Jeugdstrafrecht: botsing
U moet weten dat ik niet vaak minderjarigen bij sta. Vroeger deed ik dat wel. Maar ik botste destijds weleens met ouders. En met kinderrechters.
Ouders konden teleurgesteld zijn als hun kind niet werd vrijgelaten. Mijn begrip sloeg om in onbegrip als het in de ogen van de ouders aan mijn inzet lag. En niet aan de officier, of de rechter, of henzelf als de raad voor de kinderbescherming een vernietigd advies had geschreven over hoe het er in het gezin aan toe ging. Die ouders uitten hun onvrede over mij dan niet bij mij, maar tegen mijn werkgever. Zo ging dat in die tijd. Ik kan u verzekeren dat ik dat niet heel prettig vond, als ik dan op het matje werd geroepen bij mijn baas. Maar ach, daar leer je van.
Iets anders was dat sommige kinderrechters in mijn beginjaren bekend stonden als heel erg streng. Dan hield je vol overgave en overtuiging een pleidooi waarom er geen veroordeling maar een vrijspraak moest volgen. En dan werd het veelal een veroordeling. In sommige gevallen was dat zo onterecht dat ik daar dan echt boos over kon zijn. En dat was dan ook wel aan mijn gezichtsuitdrukking te zien.
Zo gebeurde het een keer dat ik door de kinderrechter werd gevraagd even in de zittingszaal achter te blijven terwijl de zaak klaar was. Vervolgens werd mij in niet mis te verstane bewoordingen uitgelegd dat het pedagogische aspect bij kinderen zwaarder woog dan juridisch inhoudelijke verweren. En dat ik dergelijke pleidooien maar beter niet kon voeren bij de kinderrechter. Compleet gedesillusioneerd verliet ik met de staart tussen mijn toga de rechtbank. Ik was toen wel klaar met dat jeugdstrafrecht. Gelukkig kregen we op kantoor iemand die zich volledig wilde toeleggen op jeugdstrafzaken. Zodoende kon ik mij voortaan beperken tot meerderjarigen.
Boze ouders
Sindsdien heb ik nog sporadisch minderjarigen bijgestaan.
Nu krijg ik de vraag of ik de 14 jarige Joris wil helpen. Zijn ouders zijn best een beetje boos over zijn aanhouding. Dus temper ik de gemoederen een beetje. En zeg dat ik hem zal bijstaan. Het fietsuurtje dat ik in het vooruitzicht had, komt later wel.
Ik begin met bellen met de politie. Omdat het al avond is, zijn alle jongens in verzekering gesteld. Dat betekent dat ze voor maximaal drie dagen bij de politie mogen blijven. Omdat Joris zo jong is, mag hij thuis slapen. Maar hij moet zich de volgende ochtend stipt om 9 uur melden bij het cellencomplex op het politiebureau.
Het is coronatijd en veel bijstand vindt telefonisch plaats. De voorzieningen op veel politiebureaus zijn bepaald niet coronaproof. Dat is op het bureau waar Joris is, niet anders. Omdat Joris nog maar 14 is, vind ik telefonische bijstand verlenen echt geen optie. Dus ik ga er naar toe.
We spreken elkaar in het advocatenkamertje op het arrestantencomplex. Joris is een leuk joch. Blond haar, blauwe ogen. Hoewel hij een stuk langer is dan ik, oogt hij echt als een 14 jarige. Hij is behoorlijk onder de indruk van zijn arrestatie. En van zijn verblijf in de cel. Beiden voor hem de eerste keer.
De schuur
Zijn verhaal? Hij was aan het chillen met zijn vrienden. Ze verveelden zich en waren wat aan het rondfietsen in de wijk en maakten wat wheelies. Ze zijn bezig met hun mobieltjes. Eén van zijn vrienden loopt naar een schuurdeur toe. Joris hoort “hé”, en kijkt op van zijn telefoon. Die vriend komt terug. Ze gaan allemaal weg. Er rijdt een scooter achter hen aan. Twee jongens zijn dan al weg. De overgebleven jongen en Joris krijgen het een beetje aan de stok met de mensen op de scooter. Joris en zijn vriend worden ter plekke opgepakt door de politie. De andere twee kort daarna ook.
Ik adviseer Joris dit verhaal te vertellen in het verhoor. En dat is precies wat hij doet.
Na afloop van het verhoor laat de politie doorschemeren dat dit geen zaak lijkt te worden. Dat lijkt mij terecht.
Joris moet nog wel terug de cel in, omdat de andere drie jongens nog moeten worden gehoord. En er moet nog wat ander onderzoek worden gedaan. Aan het eind van de middag mag hij naar huis.
Het jeugdstrafrecht: HALT
De moeder van Joris haalt hem op en belt mij vervolgens met de mededeling dat dit een zgn. Halt zaak wordt. Dat verbaast me. “Halt” betekent dat het Openbaar Ministerie er geen echte strafzaak van maakt, maar dat Joris wel een taakstraf moet gaan verrichten van maximaal 20 uur en mogelijk excuses moet gaan maken aan de beheerder van de schuur. In ruil daarvoor krijg je geen strafblad. Om dit Halt traject in te gaan, moet Joris het strafbare feit bekennen. En zowel hij als zijn ouders moeten het eens zijn met de afdoening via Halt.
Joris blijft echter volhouden dat hij niets heeft gedaan, dat er geen gezamenlijk plan was, dat hij niet op de uitkijk stond. Hij wil eigenlijk die Halt afdoening niet. Zijn ouders evenmin. Waarom zou Joris excuses moeten maken voor iets wat hij niet heeft gedaan? Ik ben het eigenlijk roerend met ze eens.
Ik vraag de stukken op bij de officier van justitie. Daar blijkt uit dat alle jongens ervan worden beschuldigd dat ze met elkaar hebben geprobeerd in te breken in die schuur. Daar is aangifte van gedaan. Door de man op de scooter. Dat blijkt de beheerder van de sportclub te zijn waar de desbetreffende schuur bij hoort. En er zijn twee getuigen, bekenden van de beheerder, waaronder zijn dochter, die zeggen dat ze geluid hebben gehoord bij de deur en meerdere jongens aan die deur hebben zien sjorren. Een stond op de uitkijk.
Dat kan Joris zijn geweest. Joris ontkent echter in alle toonaarden dat hij en zijn vrienden samen hebben bedacht in te breken in die schuur. Twee vrienden verklaren hetzelfde als hij. De jongen die volgens Joris bij de deur is geweest, zegt dat ze van plan waren om in de schuur te gaan chillen.
Dit is alles wat er is.
Geen bewijs voor poging inbraak
Joris is een puber. Hij is schoolgaand. Althans dat was hij voordat de scholen dicht gingen in verband met de corona-uitbraak. Hij voetbalt normaal veel. Nu al weken niet, met dank aan het coronavirus.
Dat deze pubers zich verveelden en wat aan het rondhangen waren in hun woonplaats, vind ik alleszins invoelbaar. Ik kan me niet voorstellen dat dit echt een zaak wordt, ook niet als wel blijkt dat deze jongens wat zouden zijn doorgeschoten in baldadigheid. Omdat er in mijn ogen vrij weinig is gebeurd.
Ik zie geen bewijs voor een poging tot inbraak in vereniging. En los daarvan vind ik dat Joris voldoende is gestraft door zijn aanhouding en verblijf in de politiecel, op zijn jonge leeftijd. Als er al een les te leren is, heeft Joris dat gedaan.
Sepotverzoek
Dat probeer ik ook aan de officier van justitie uit te leggen. In mijn uitgebreide verzoek de zaak te seponeren. De officier laat weten het grotendeels met mij eens te zijn door de poging inbraak te seponeren. De zaak gaat nog steeds door naar Halt. Nu voor een poging vernieling in vereniging. Ik besluit daarop deze officier te bellen. We hebben onze standpunten telefonisch uitgewisseld. De uitkomst is dat de zaak toch nog een keer wordt gewikt en gewogen.
Ik hoop echt dat de zaak alsnog wordt geseponeerd. Mocht dat niet zo zijn, dan weet ik nog niet of het wel of geen zaak bij de kinderrechter wordt. Het frustrerende is dat een veroordeling niet helemaal uitgesloten is, omdat de opvoedkundige tik nog steeds in het jeugdstrafrecht wordt uitgedeeld. Een veroordeling en straf kan ik in die wetenschap niet 100% uitsluiten. Joris en zijn ouders zouden daarom kunnen besluiten toch in zee te gaan met de door de officier gewenste Halt afdoening. Ter voorkoming van een aantekening op het strafblad van de jonge Joris.Die beslissing is begrijpelijk. En toch druist dat – nog steeds – in tegen mijn rechtsgevoel. Over botsing met de wet gesproken…
Mogelijk bent u ook geïnteresseerd in een blog over de rechten van gedetineerde ouders. Lees die via deze link.